Ten opzichte van het vorige seizoen is het negental van het tweede op vier plaatsen gewijzigd. Wim van de Fliert en Jan Jaap Janse stegen op naar het eerste, terwijl Colijn Wakkee en Mark Uildriks het derde gingen versterken. Lucas Boutens en Jan Prins kwamen van buiten, terwijl John Cornelisse uit het eerste en Leo van Houwelingen uit het derde toetraden. Dat leverde ons in elk geval één autobezitter (Jan Prins) op, zodat waarnemend teamleider Simon –bedankt Simon!- maar één auto hoefde te huren om de reis naar De Lier midden in onze glazen stad soepel te laten verlopen.
Nog voor half een waren we in de speellocatie, waar vele tegeltjeswijsheden te bewonderen waren. “Wie niet buiten roken kan, moet maar buiten roken” vond ik zelf de aardigste zonder dat ik het nu het plan heb om die aan te schaffen. De wedstrijdleider had zich afgemeld wegens ziekte, maar WSC was erin geslaagd nog juist op tijd iemand anders te strikken, die geen moeilijke middag kreeg.
PK2 is het enige tweede team in 2C –gelukkig zijn we dit jaar aan de zuidelijke poule ontsnapt- zodat we het aan de top vaak zwaar zullen krijgen en dat leek tevoren ook nu het geval. Niets bleek echter minder waar: aan bord 1 t/m 4 wonnen we met 2,5-1,5, terwijl de borden 5 t/m 8 slechts 1,5 punt opleverden. Anton mocht aan het eerste bord plaatsnemen, kreeg een vooral optisch aardige stelling, waarin hij pardoes een vol paard weggaf, zodat we al vrij snel tegen een achterstand aankeken. Simon speelde de opening duidelijk beter dan zijn tegenstander, had onmiskenbaar het initiatief, maar zijn tegenstander verdedigde taai en wist plotseling een zetherhaling af te dwingen (0,5-1,5). Dat was een tegenvaller en er zouden er nog meerdere volgen; of heb ik nu alles al verraden? John bleef uiterst kalm in een Nimzo-Indische partij, waarin wit op de koningsvleugel ten aanval trok, maar de loper op c1 deed helemaal niet mee, terwijl Johns paard van a6 in gestrekte draf naar e4 reisde. Uiteindelijk kostte dat wit in slechte stelling een volle toren. Dat was 1,5-1,5 met nog vier betere stellingen en 1 mindere te gaan, zodat enig optimisme gerechtvaardigd leek. Mijn tegenstander slaagde er met wit in zoveel mogelijk af te ruilen en mijn kleine voordeeltje verzandde in een potremise eindspel (2-2) met nog steeds drie betere stellingen en 1 mindere.
Lucas bracht ons aan de leiding: zijn openingsspel met 1.Pc3 2.e3 3.a3 4.Tb1 zorgde voor wat verwarring bij de tegenstander en hoewel het allemaal niet vanzelf ging, won Lucas de dame voor drie lichte stukken, die gelukkig niet goed samenwerkten (3-2). Jan Prins maakte na 42 jaar SGS zijn debuut in de KNSB: hij speelde de opening goed, maar ging in het latere middenspel wat aarzelend verder; zijn tegenstander maakte daar gebruik van, kreeg het initiatief en ondanks creatief verdedigen stortte de witte stelling toch in (3-3). Leo had met zwart in een Pirc een gevaarlijk uitziende aanval met torens op g3 en g5, dreigende offers op g2 en h3, maar helaas bleef wit koelbloedig verdedigen en was er geen doorkomen aan (3,5-3,5). Onze laatste hoop was toen gevestigd op Erik, die een pion voorstond in een eindspel van toren en gelijke lopers. Erik kwam nog tot een lopereindspel van 2 tegen 1, maar ook hij moest zijn winstpogingen staken.
Zo startten we het seizoen met één punt en het gevoel, dat er meer in had gezeten.